Ik was in blijde verwachting en ik was doodsbang. Mijn oudste zus had haar zwangerschap niet overleefd. Een zwangerschapsvergiftiging en een hersenbloeding is haar fataal geworden. De baby werd gezond geboren, zij overleed na twee dagen coma. Een grotere tegenstrijdigheid heb ik niet eerder meegemaakt.
Toch wilde ik ook moeder worden en niets stond daaraan in de weg. Ik was gezond, werkte als advocaat en zou nog lang niet met verlof gaan. Na 26 weken zwangerschap kreeg ik te horen dat de baby niet goed groeide. De verloskundige verwees me naar de gynaecoloog en van de één op de andere dag lag ik in het ziekenhuis. Ik moest plat, zodat de baby beter kon groeien. Ik had hier totaal niet op gerekend. Ik werd me opnieuw bewust van het feit dat het allemaal niet zo vanzelfsprekend is met roze en lichtblauwe wolken. Ik was maar op één ding gericht en dat was de baby. Als hij het maar redt. Hij moest het redden. Na mijn vader en mijn zus kon ik het niet aan om nog iemand te verliezen. Niet nu. Het was een spannende tijd. Elke dag meten, controleren en rusten. Dat laatste was overigens een geschenk. Verplicht rusten paste niet echt in mijn leven, maar toen het moest was ik er blij mee.
De wereld buiten ging volledig aan mij voorbij. Het enige wat ik mij herinner uit die tijd is het vallen van de Berlijnse Muur. Een indrukwekkend en mooi moment. Zonder strijd ging de muur gewoon om. Het geeft maar weer eens aan dat mensen niet gescheiden willen zijn. We horen bij elkaar. Zo ook de Duitsers in Oost en West Berlijn. Net als moeder en kind. Je wilt bij elkaar zijn. Vrij en verbonden. Het is onze natuur.
In de angst om een kind te verliezen voel je je niet vrij. En ook niet verbonden. Het beheerste mijn leven, mijn lijf. Met de kennis en inzichten van nu, weet ik dat ik er anders mee om kan gaan. Toen niet. Ik voelde me gevangen en opgesloten in het ziekenhuis en kon niets anders doen dan wachten. Vrolijk werd ik er niet van. Eerder depri en onmachtig.
Op enig moment komt een verpleegster mijn kamer binnen en zegt: “Kom we gaan!” Ik dacht waar naar toe? Ik kan geen kant op! “Naar het park!”
Kordaat pakte zij de rolstoel en we reden naar het park. Naar buiten! Terwijl ik dit schrijf schieten de tranen me weer in de ogen. Hoe blij en dankbaar was ik. Ik heb er geen woorden voor. Het veranderde veel en zo trok ik de laatste loodjes.
Op 13 december werd onze zoon geboren. We lagen allebei aan allerlei infusen en slangen. Hij boven op mijn buik. En ik besefte me dat dit het beste was wat mij ooit is overkomen. Het wonder om moeder te worden en over te stromen van liefde is onbeschrijfelijk en onbetaalbaar.
En als ik weer eens schiet in angst en overbezorgdheid, dan weet mijn zoon mij eraan te herinneren dat ik dan wel zelf een probleem heb. En gelijk heeft hij. Mijn angsten en zorgen zijn echt alleen van mij. En gelukkig kan ik daar iets aan doen, zonder dat er iemand of iets hoeft te veranderen. Hoe fijn is dat!