Speciaal onderwijs - heel speciaal en wijs
Hoe los je pestgedrag op? Stel je bent leerkracht en je hebt bewust gekozen voor het speciale onderwijs. Je loopt op je tenen, je wilt het graag goed doen speciaal voor de kinderen die wat extra steun kunnen gebruiken. Hieronder het gesprek dat ik had met Anja, een leerkracht uit het speciaal onderwijs.
Anja: “Ik loop de hele tijd op mijn tenen, ik had nooit voor het speciaal onderwijs moeten kiezen. Vorige week had ik het helemaal te kwaad. Er zit een jongen in mijn klas, Robin. Ik heb heel veel begrip voor hem. Hij heeft het thuis erg moeilijk. Zijn ouders zijn gescheiden en met de nieuwe relatie van zijn vader kan hij helemaal niet opschieten. Er is ontzettend veel gedoe. Maar het kind haalt ook het bloed onder mijn nagels vandaan. Hij blijft niet stilzitten, is continu dwars en opstandig. Vorige week was ik het helemaal zat. Zijn gedrag was buitensporig. Het heeft er zelfs toe geleid dat hij geschorst is. Mijn collega’s vinden dat ik het allemaal zelf maar moet oplossen. “Je hebt toch niet voor niets voor dit onderwijs gekozen”, is wat zij tegen mij zeggen. Anja vervolgt: “Ik ben bang om te falen. Ik denk dat ik geen goeie leerkracht ben. Ik voel me ook enorm alleen, nu ik geen enkele steun van mijn collega’s krijg”.
Ik vraag haar ook, wat zij op dat moment vindt van Robin en van de school en de collega’s? Dit is enorm lastig en tegelijkertijd erg belangrijk om te zeggen. Het gaat om gevoelens waar je last van hebt en het is belangrijk dat je dat gevoel erkent. Het komt nauwelijks uit haar mond:
“Ik schaam mij om dit te zeggen. Maar Robin vind ik op zo’n moment echt een rotkind en mijn collega’s ontzettend stom, omdat zij geen oog hebben voor mijn onmacht en niet bereid zijn om mij te helpen. En de directrice een stomme trut. Zij moet helemaal beter weten!”
Duidelijke taal. Het lucht haar enorm op om toe te kunnen geven hoe zij over hen denkt. Het is authentiek. Emoties eisen erkenning. Ieder mens wil begrepen worden en gehoord worden. Maar zolang we de emoties onderdrukken, blijft het in de weg zitten. Deze emoties zijn er niet voor niets. In feite geef je toe dat je “slecht” denkt over een ander. Iets wat je helemaal niet wilt. Zelfs niet over Robin, die eigenlijk bescherming nodig heeft. Ik leg Anja uit dat het niet gaat over Robin of over haar collega’s maar gewoon over haar eigen gevoelens van machteloosheid en alleen zijn. Dat het belangrijk is om dat te uiten. Anders blijft het in de weg zitten en voel je je met de dag ellendiger.
Het echte probleem gaat niet over de school of haar collega’s en en ook niet over Robin of over de directrice. Waar gaat het dan wel over? Uiteindelijk kom je daar achter wanneer je doorvraagt naar de angel. “Wat doet het met jou wanneer jij niet bij machte bent om dat te veranderen? Wanneer je het gevoel hebt er alleen voor te staan?” Het lijken rare vragen, maar wanneer je het lef hebt om door te vragen en je je niet laat afleiden wat iemand van een ander vindt, dan kom je bij de kern, bij de angel. Zo kwamen uiteindelijk ook bij Anja de oprechte emoties naar boven, emoties die zij niet van zichzelf kon en mocht uiten.
Anja zucht: “Ik denk dat ik dan een heel slechte leerkracht ben”.
Het komt aardig in de buurt, maar ik vervolg: “Wat maakt het van jou wanneer je denkt dat je een slechte leerkracht bent? Wat zegt dat over jou als mens?” Ik stel deze lastige vraag, die moeilijk om te ontdekken is, maar deze is van wezenlijk belang. Het is de angel, de kern waar het wat mij betreft in elke conflict over gaat.
Zij zegt: “Dan denk ik dat ik niet goed genoeg ben”.
De tranen stromen over haar wangen. Het lijkt zo raar om dat te zeggen en vooral ook te zien bij iemand, waarvan ik denk: wat een mooi mens. Maar het helpt niet wanneer ik dat zeg, zij zou me niet geloven. Het beeld dat zij over zichzelf heeft gevormd is er al, en zit er al heel lang.
Het komt boven op een onverwacht moment. Ik vraag haar: “Ken je dat gevoel? Herken je dat van vroeger?”
Ze denkt na en zegt: “Ja dat gevoel ken ik wel”.
We gaan terug naar haar eigen jeugd. Zij vertelt dat zij na de basisschool naar de mavo ging. Dat wilde ze graag, al haar vriendinnen gingen naar die school. Dus zij ook. Haar moeder had een mooie jas voor haar gemaakt, met een kleurrijke voering.
“Ik vond de jas mooi, maar op school aangekomen werd ik uitgelachen. Het heeft enorme indruk op me gemaakt. Die jas heb ik nooit meer aangedaan en de mavo heb ik gewoon opgegeven. Ik deed niets meer, terwijl ik goed kon leren. En ik ben van school afgegaan naar de huishoudschool. Achteraf te bizar voor woorden, maar ik voelde me niet meer veilig. Ik durfde het tegen niemand te zeggen, ook mijn ouders wisten van niets. Maar diep down heb ik toen ook bedacht dat ik gefaald had, dat ik er niet bij hoorde. Dat ik niet goed genoeg ben. Dat gevoel herken ik maar al te goed.”
Bij Anja viel het kwartje. Zij heeft begrepen dat zij zelf verantwoordelijk is voor haar gedachten, gedrag en gevoelens en niemand anders. Dat lijkt slecht nieuws, maar tegelijkertijd is dat het goede nieuws. Dan ben je namelijk niet afhankelijk van anderen om het op te lossen. Ik vraag Anja: “Kun je zien dat je altijd je ouders, vooral je moeder in dit geval, de schuld hebt gegeven van jouw gevoelens van onmacht en alleen zijn? Kun je zien dat je moeder enkel een jas heeft gemaakt en meer niet? Kun je zien dat je de kinderen die je hebben uitgelachen ook de schuld geeft van jouw gevoel? Dat zij nooit gezegd hebben dat jij niet goed genoeg bent? Dat zij gelachen hebben, dat klopt, maar jouw eigen oordeel over jou zelf, dat heeft niets met hen te maken".
Ik zie de opluchting bij Anja. Het inzicht in je eigen aandeel is de eerste stap, de daarop volgende actie maakt het verschil. Desgevraagd geeft Anja aan haar excuses aan te bieden.
Zij zegt: “Ik begrijp het nu, er valt veel op zijn plek. Ik ga mijn ouders bellen en mijn excuus aanbieden voor mijn eigen nukkigheid naar hun. Om een jas. Nu kan ik erom lachen. Dit had ik mij niet kunnen bedenken”.
We praten verder over Robin. Anja beaamt dat zij in haar onmacht en angst om te falen zich heeft afgereageerd op Robin. “Eerlijk gezegd voel ik mij daar ook schuldig over. Ik zal ook met hem praten!”
Anja mailt mij enige dagen later. Het ontroert me tot op de dag van vandaag.
Ik ben vrijdag weer naar het werk gegaan, spannend maar het voelde goed. Ik heb de groep zelfstandig laten werken om zo tijd aan Robin te besteden. Ik ben bij hem gaan zitten en heb hem verteld dat ik het erg fijn vond hem weer te zien na zo’n lange tijd. Ik heb hem gezegd dat ik het vervelend vond dat het die dinsdag zo is verlopen, dat ik niet wist hoe ik hem kon helpen, dat ik zag dat hij het moeilijk vond en dat dat voor mij een naar gevoel gaf. Een gevoel dat ik niet goed genoeg voor hem was en hem zo ook niet kon helpen en dat ik daar sorry voor wilde zeggen. Daar keek hij van op. De rest van het gesprek keek hij me niet aan en was in elkaar gedoken. Ik heb hem gevraagd of hij iets wilde zeggen. Dat wilde hij niet. Ik heb hem gezegd dat hij mij alles mag zeggen want dat kan soms wel fijn voelen want dan ben je dat vervelende gevoel in je buik kwijt. Tot slot heb ik hem gezegd dat ik gek met hem ben en trots op alles wat hij goed doet. Toen kwam hij meer omhoog en keek me aan. Het gesprek ging wel goed. De rest van de dag deed hij het in elk geval geweldig! Hij zocht me op en we maakten contact.
Kort daarna werd een andere leerling gepest, zo voelde dat voor Robin. Hij kroop onder de tafel. Ik heb hem bij de hand gepakt en heb hem weer laten zitten en vertelde hem, maar ook de groep dat ik een verhaal heb. Ik heb toen mijn eigen verhaal verteld, toen ik naar het voortgezet onderwijs ging. De groep was sprakeloos. Ook hoe ik het heb opgelost, maar dat dat nog steeds wel erg moeilijk kan zijn omdat het gevoel zo maar weer boven kan komen. De groep begreep dat. De leerling vertelde dat hij zich soms ook zo voelt. Samen met de groep hebben we verschillende oplossingen bedacht om elkaar zo te helpen."
Meer lezen: Opgelost!
Meer weten: vanharte@wel-com.nl