Vorige week was het de “week zonder vlees”. Je hebt duidelijk voor- en tegenstanders.
Zelf ben ik opgegroeid met aardappelen, vlees en groente. Mijn moeder zei: “Je moet gezond eten”. En zo was dat voor haar en zo heb ik het geleerd. Je denkt er niet over na of het ook gezond is. Het is gewoon hoe je het hebt meegekregen.
Totdat ik er over na begon te denken. Is het ook gezond? Of heb ik het voor waar aangenomen? Vanaf dat moment ben ik kritisch gaan kijken naar wat ik eet en wat ik onze kinderen geef.
Zo besloot ik “suiker” zo veel mogelijk uit te bannen. Het komt in zoveel producten voor en het kost veel energie om dat allemaal af te breken. Een goede reden vond ik.
Maar het werd niet door iedereen in dank afgenomen. “Ach geef dat kind toch een koekje”. Mijn zus vond dat ik veel te extreem dacht. En gaf dan pontificaal een stroopwafel aan mijn kinderen. Woest was ik. Hoe haalt ze het in haar hoofd om mijn (op)voeding te dwarsbomen. Om mij af te schilderen als een slechte moeder.
Ging mijn irritatie over de stroopwafel of over mijn mijzelf? Ik kan je verzekeren dat het gewoon over mij ging. Mijn eigen persoonlijke angst.
Inmiddels zijn hebben we in ons gezin: veganisten, vegetariërs en flexitariërs. Ik herken dezelfde discussie als over suiker. Op verjaardagen.
“Waarom is er geen worst?”
“We willen dat niet meer.”
“Maar ik kook toch ook vegetarisch voor jullie, waarom maak je dan geen vlees klaar voor ons?”
In de discussie gaat het niet meer over het eten wat je voorgeschoteld krijgt. Er speelt meer. Misschien maken we het onbewust wel allemaal persoonlijk. En gaat het meer over je eigen angst dat je misschien al die jaren iets hebt gedaan en gegeten wat niet goed blijkt te zijn.
Ieder van ons kan dat voor zichzelf bepalen en bepaalt dat ook voor zichzelf. Ik ben blij met de voortschrijdende inzichten. Met de inzichten van vandaag zou ik ook geen advocaat meer zijn geworden. Dan was ik direct voor het mediatorschap gegaan.
En zo is het ook met het eten. Mooi toch?!